Trous à froids - Koude spots
En météorologie, un trou à froid (ou cold spot en anglais) désigne une zone où les températures nocturnes peuvent chuter de manière significative, souvent bien en dessous des températures enregistrées dans les environs.
Caractéristiques des trous à froid
🔹 Formation : Ces zones se forment principalement par radiation nocturne, lorsque l'air froid, plus dense, s'accumule dans des dépressions du terrain en l'absence de vent et sous un ciel dégagé.
🔹 Emplacement : On les trouve souvent dans des vallées encaissées, des cuvettes ou des clairières, où l'air froid est piégé.
🔹 Amplitude thermique : La différence de température entre un trou à froid et une zone voisine peut être de plusieurs degrés, parfois plus de 10°C lors des nuits très radiatives.
Exemples en Belgique
En Belgique, les principaux trous à froid sont situés dans l'est des provinces de Liège et de Luxembourg, notamment à Mürringen, Elsenborn, Büllingen, Bütgenbach, St Vith, Cobru (Noville près de Bastogne), Grandru (Vaux sur Sûre), Braunlauf (Burg Reuland), Montenau (Amblève) et Radelange (vallée de la Sûre) mais aussi à Schönberg (vallée de l'Our-St Vith), Wissembach (vallée de la Sûre) , Vallée de l'Hasselbach-Maspelt et la vallée du Ruisseau de Wez (affluent de la Salm) à Langlire-Gouvy . Ces sites enregistrent souvent les températures minimales les plus basses du pays.
In de meteorologie verwijst een koudeput (of cold spot in het Engels) naar een gebied waar de nachttemperaturen aanzienlijk kunnen dalen, vaak ver onder de temperaturen die in de omliggende regio's worden gemeten.
Kenmerken van koudeputten
🔹 Vorming: Deze zones ontstaan voornamelijk door nachtelijke uitstraling, wanneer koude, zwaardere lucht zich ophoopt in terreinlagen zonder wind en onder een heldere hemel.
🔹 Locatie: Ze worden vaak aangetroffen in ingesloten valleien, kommen of open plekken in bossen, waar de koude lucht gevangen blijft.
🔹 Temperatuurschommeling: Het temperatuurverschil tussen een koudeput en een naburig gebied kan meerdere graden bedragen, soms meer dan 10°C tijdens stralingsnachten.
Voorbeelden in België
In België bevinden de belangrijkste koudeputten zich in het oosten van de provincies Luik en Luxemburg, met name in Mürringen, Elsenborn, Büllingen, Bütgenbach, St. Vith, Cobru (Noville bij Bastenaken), Grandru (Vaux-sur-Sûre), Braunlauf (Burg Reuland), Montenau (Amel) en Radelange (Sûre-vallei) maar ook te Schönberg (vallei van de Our-St Vith) Wissembach (valley van de Sûre) , Vallei van de Hasselbach-Maspelt en de vallei van de Ruisseau de Wez (bijrivier van de Salm) Langlire-Gouvy. Deze locaties registreren vaak de laagste minimumtemperaturen van het land.